Een nieuwe sponsor stelt zich voor
In het Dutch Magazine van september 2020 hebben jullie kennis kunnen maken met de nieuwe penningmeester: Bram Mennen. Zelf ken ik Bram al iets langer, want hij is de zoon van een bevriend zakenpartner. Toen Bram deze zomer vanuit het lieflijke Hulsberg de sprong maakte naar de Grote Stad heb ik hem -bij wijze van starterspakket- een set handdoeken cadeau gedaan. Toen ik uit het diepte-interview vernam waarvoor hij deze handdoeken gebruikt, kreeg ik terstond spijt van dit genereuze gebaar. Ik ben een net zakenman en houd niet van perversiteiten. Gebruik die handdoeken liever om je achter de oren droog te wrijven, viespeuk! Afijn, genoeg over die handdoeken.
Onze nieuwe penningmeester maakt in het diepte-interview een alleszins gedreven indruk en zegt het ‘beter te willen aanpakken dan de Spanje-commissie dit jaar’. Ter informatie: die bewuste commissie werd voorgezeten door dezelfde B.P.E. Mennen. Hij oreert dus al als een heuse bestuurder en weet zelfs zijn eigen feilen positief te framen. Kortom: hij komt er wel! Zijn eerste wapenfeit als kersverse penningmeester heeft dan ook niet lang op zich laten wachten: nog voor zijn feitelijke inauguratie had hij mij al gestrikt als sponsor voor dit magazine, en dat terwijl mijn niche (grammofonische vinyl-uitgaven) in het geheel niets met de wielersport te maken heeft.
Bram had zijn verzoek alleszins strategisch getimed, namelijk tijdens een toertocht door het land van Herve, op een moment dat ik er even doorheen leek te zitten. Op de fiets waant Bram zich superieur aan mij, maar deze jeugdige hoogmoed zij hem gaarne vergeven.
“Zou jij sponsor willen worden van ons magazine?” vroeg hij tussen neus en lippen door, terwijl hij stiekem een tandje bijschakelde.
“Laten we er een weddenschap van maken”, antwoordde ik gevat. Als jij als eerste aankomt op de top van de Baraque Michel, dan ben ik je man. Dat liet de jonge hond zich geen twee keer zeggen. Hij schoot uit het zadel, stoof weg en besteeg met het grote mes de -toegegeven- niet zo heel steile flanken van deze berg. Maar ik liet het er niet bij zitten en zette de achtervolging in. Ter hoogte van Belle Croix kreeg ik hem in het vizier, en ik slaagde er zowaar in om Bram ‘eraf te rijden’, zoals dat geloof ik heet. Maar Bram is uit het ware wielerhout gesneden, gaf nog één keer alles en wist met een banddikte verschil als eerste de meet te passeren.
Nog geen half uur later waren in Auberge de la Fagne de contracten getekend, en met en pot bier bezegeld. Chapeau, Bram!
Als sponsor verwachtte ik voor mijn financiële steun uiteraard een tegenprestatie van Dutch Mountains, doch daar heb ik me lelijk op verkeken! Daags na het tekenen der contracten ontving ik reeds een mail van ene Anna Braadworst Van Wersch met het verzoek om kopij voor de volgende editie van het magazine. Wat heb ik nu aan mijn fiets hangen?, zo dacht ik. Dan ben je eens een keer genereus, en dan word je als stank voor dank als een bescheten brugklasser met huiswerk opgezadeld! ”Deadline 20 oktober”, zo wist mevrouw Braadworst van Wersch nog fijntjes te melden.
En daar bleef het niet bij, beste lezer! Nog geen week later werd er bij mij aangebeld en posteerden er twee louche figuren in mijn voortuin. De ene bleek Bram te zijn, onherkenbaar in een krijtstreep pak gestoken; de ander leek -met zijn Stetson gleufhoed en corona-sigaar- regelrecht uit een Amerikaanse maffiafilm te zijn gelopen. Het bleek hier inderdaad de Godfather van de club te betreffen: niemand minder dan Praeses Paul zelve.
Of ik ook sponsor wilde worden van De ronde van Wolder… Normaliter zou ik zoveel brutaliteit met niets dan hoon beantwoorden, maar een knappe kerel die nee durft te zeggen tegen zulk een schaamteloos machtsvertoon. “Is goed, is goed”, stamelde ik. “Hoofdsponsor? Natuurlijk, geen probleem…”
Ik probeerde het alleszins nare voorval uit mijn hoofd te zetten en leek daar zelfs in te slagen, totdat ik op 19 oktober bij Bram thuis voor een etentje werd uitgenodigd. In mijn naïviteit dacht ik nog dat het hier een vriendschappelijk gebaar betrof, maar tussen de vierde en vijfde gang, kwam plots de ware toedracht aan het licht. “Vergeet je trouwens niet dat morgen de deadline is?”, zei Bram op diezelfde quasi-achteloze toon als indertijd aan de voet van de Baraque Michel. Ik verslikte me in mijn vegetarische Cordon Bleu. “Deadline??? Heremijntijd! Helemaal vergeten!”
En geloof het of niet, beste lezer, opeens stond daar, als bij toverslag, Anna Braadworst Van Wersch in de deuropening: “Je hebt nog één dag, jongen!”. Angstig keek om me heen, in de veronderstelling dat Praeses Paul ergens grijnzend uit een muurkast zou verschijnen, met gleufhoed en walmende sigaar.
“Euh ja, natuurlijk…”, stamelde ik. Ik was inderdaad een bescheten brugklasser geworden. “Maar zzzz zou het misschien ook ietsiepietsie later mogen? Alstublieft…” Mevrouw Braadworst Van Wersch moet de wanhoop in mijn ogen gezien hebben, want zij streek over haar hart en gaf mij een halve dag respijt. “Woensdagochtend, maar geen uur later” sprak zij ferm, waarop zij zich omkeerde en de deur kordaat achter zich dicht trok. Bram had het tafereel met open mond gadegeslagen. “Dit doet ze anders nooit”, stamelde hij. “Anna staat alom bekend als de onverbiddelijke beul van de deadlines. Zij toont zero genade voor lapzwansen en laatkomers, zoals ze het zelf omschrijft. Je zult wel een snaar bij haar geraakt hebben…”
Afijn beste lezer: als u deze onzin allemaal kunt lezen, is het toch nog goed gekomen met die deadline. Ik eindig nu met wat schaamteloze product placement.
Gaat allen naar de website www.keizerspek.org! En bent u op zoek naar mooie cadeaus voor onder de kerstboom? Koop dan een van de volgende producten, via de website, of middels een mail aan
-Birchwood- Velvet Phrases; elpee, voor liefhebbers van stemmige jaren 70-achtige folkrock. Een ideaal cadeau voor je ouders! 10 euro
Behoefte aan iets stevigers? Koop dan:
-Morganas Illusion The Visitor; elpee, psychopathische bluesrock van drie jonge honden uit de mijnstreek! 10 euro
Zin in een goed boek? Bestel dan:
-Bertus Barkas- Snakken en Gramlachjes; perverse jeugdpoëzie, verzameld en van commentaar voorzien door drs. G. de Keizer, met een voorwoord van de uitgever. 10 euro
Ik wens iedereen alvast fijne feestdagen, en vergeet niet te blijven fietsen!
Waarde fietsvrienden,
Als trotse sponsor van Dutch Mountains, én als beschermheer van het betere levenslied, zou ik heden graag de aan mij -per contractuele vastlegging- toegekende publicatieruimte aanwenden om de twee voornoemde passies -fiets & muziek- met elkander te verenigen, en wel middels een kleine toertocht langs enkele laat-twintigste-eeuwse c.q. vroeg-eenentwintigste-eeuwse parels der muziekkunst, handelend over, dan wel zijdelings gerelateerd aan het fenomeen wielersport.
Excuses overigens, voor die ietwat omslachtige openingszin, en wat fijn dat U er nog bent! Laten we er samen een gezellige column van maken. Ter verhoging van de feestvreugde raad ik U een flesje Gamellón-wijn aan, want deze Spaanse rioja verenigt in zijn bedrijfsvoering dezelfde liefde voor zowel fiets als vinylplaat. En het spul klokt heerlijk weg. Gewoon bij de Lidl te verkrijgen.
Afijn, de muziek dus. Ik begin uiteraard met een eervolle vermelding van de band Nits, naamgever van Uw aller roemrijke studentenvereniging. Het is U uiteraard bekend dat de naam Dutch Mountains rechtstreeks refereert aan de nederpop-klassieker In the Dutch mountains, van het gelijknamige album uit het Jaar des Heeren 1987. Het nummer heeft een heerlijke cadans, waarop prima te fietsen valt, al gaat de song daar in het geheel niet over. Diezelfde Nits hebben overigens wél de soundtrack geschreven bij de wielerdocumentaire The King of Mont Ventoux. Die soundtrack is weinig interessant, doch gaat allen deze film bekijken, bij voorkeur onder het genot van een flesje Gamellón. In deze documentaire zijn alle Mont Ventoux-beklimmingen uit de geschiedenis van de Tour de France door elkaar gemonteerd, alsof Eddy Merckx en Richard Virenque het in eenzelfde etappe tegen elkaar opnemen. Pure fictie dus, maar opgetrokken uit louter historische beelden, en door Maarten Ducrot van geloofwaardig commentaar voorzien.
The King of Mont Ventoux verwarre men niet met het veel bekendere Ventoux. Voor deze flauwe rolprent geldt wat mij betreft het tegenovergestelde: vergeet het verhaal en geniet van de muziek, bestaande uit louter eighties-kneiters. Zo weet ik uit betrouwbare bron dat Uw Penningmeester Bram -Stop Een Handdoek In Je Broek- Mennen, ter verhoging van de fietsprestatie de compositie Golden Brown van punkformatie The Stranglers met kracht in zijn oren pleegt te spuiten, bij wijze van audiofonische epo.
Zei ik epo? Dan komen we als vanzelf uit bij Meester-spuitzetter Lance Armstrong. Tijdens zijn zevenjarig regime, toen hij nog een ongenaakbare God was en slippendrager Mart Smeets een ieder voor complot-wappie versleet die het aandurfde om in Zijne Aanwezigheid ook maar één wenkbrauw te fronsen, toen dus, toen rommelde Zijne Hoogheid wat aan met pop-zangeres Sheryl Crow. Door pure adoratie verblind, vergat mevrouw Crow om haar beste compositie -My favourite mistake- aan hém op te dragen: er wordt gefluisterd dat het nummer over Eric Clapton handelt, met wie zij een avondje Netflix & chill had doorgebracht. Wist U overigens dat over deze zwarte bladzijde uit de wielergeschiedenis een heuse, Nederlandstalige rock-opera is gemaakt? Ik zou zeggen: trek nog een flesje Gamellón open, en surf naar Spotify: Lance, The rock opera. Guus Meeuwis, Frank Lammers en Rick de Leeuw zullen U niet teleurstellen!
(…)
En wat vonden jullie ervan? Wat een drama, vindt U niet? Zoals U misschien is opgevallen, betreft het hier Volume 2 van de St. Willibrod sessions, een cd-serie over de wielersport. En weet U: Volume 1 is vele malen beter! Dus voor wie nog puf heeft, zou ik zeggen: trek nog maar een flesje Gamellón open, streamen die cd, en laat de wonderschone klanken U in vervoering brengen.
Zelf heb ik ooit de Mont Ventoux beklommen met een kreunende Nelly Furtado in mijn oren. Geen aanrader. De beklimming heeft mij zero bloed, zweet en tranen gekost, zo zeer was ik betoverd door het zoetgevooisde, ietwat nasale stemgeluid in mijn buis van Eustachius. Maar laat u niet in bekoring verzoeken! In de waan verkerende een toptijd te hebben neergezet, klokte ik aan de top een dramatische drie uur en zeven minuten. Sedertdien fiets ik bij voorkeur zonder muziek, en mocht ik ooit op een Road to nowhere (Talking Heads) op het grote mes overschakelen, dan stamp ik bij voorkeur op Rammstein. De Jan Ulrich-stijl vraagt immers om zwaar metaal van Oost-Duitse makelij.
Ik sluit af met een tip voor niemand minder dan Praeses Paul. Dat is maar een rare snuiter hoor. Voor zijn dagelijks brood gaat hij niet naar het bakkertje op de hoek, maar naar een speciaal adresje in het verre Eupen. Hij zou beter eens een dorp eerder in de remmen knijpen en een pain au chocolat bestellen op het treinstation van het foeilelijke Welkenraedt. Vanuit hier vertrekt de trein naar Leuven en uit die studentenstad komt de band Yevgueni. In het nummer Welkenraedt bezingt de band iets wat menig student na een avond doorzakken is overkomen: in de trein naar huis stappen en pas wakker worden bij het eindpunt. Welkenraedt dus, dat daardoor symbool staat voor alle onverwachte wendingen die het leven de moeite waard maken: "Hoegenaamd niets te beleven. Maar ik ben er mooi geweest!"
Gelukkig hebben Praeses Paul, U en ondergetekende daar geen trein voor nodig. Morgen kunt U -eveneens met lichte kater van al die flessen Gamellón- gewoon ernaartoe fietsen. Op naar Welkenraedt dus! Maar surft u eerst even naar www.keizerspek.org
Beste wielerliefhebber,
Ja hoor, het was weer eens zover! Had me ik juist -moe maar voldaan wedergekeerd van een spannend avontuur in een zogeheten ‘klim-bos’- behaaglijk neder-gevlijd in de idyllische Japanse tuin van een bevriend zakenpartner, klaar om een verfrissende kelk Omer te heffen op het goede leven en ons beider gezondheid, wordt die rust bruusk verstoord door de treiterige tingeltangel van een binnengekomen app! Wat blijkt? Uw aller kersverse Praeses, de heer B.P.E. Mennen, dringt daar -slinks gebruikmakend van de mogelijkheden der moderne technologie- op brutale wijze ons zelf gecreëerde paradijsje binnen, en dat om ondergetekende erop te wijzen dat de kopij voor de nieuwe editie van het DM-magazine nog niet is aangetroffen op de redactieburelen van de vereniging. De heer Mennen was bereid mij nog precies één ochtend respijt te geven.
Dus daar zit ik dan, ’s anderendaags, nog licht in het hoofd (het is niet bij één Omer gebleven) en zwaar in de benen (klimbos, bedankt!), en zulks met zero inspiratie. Ik zal daarom maar een anekdote uit de Oude Doos optekenen, in plaats van U -zoals oorspronkelijk voorgenomen- te trakteren op een doorwrochte analyse van het huidige tijdsgewricht en de wijze waarop de epochale gedaante van het zijns-geschieden door-resoneert in het zakenleven in z’n algemeenheid en -ipso facto- de gesponsorde wielrennerij in het bijzonder, en dat alles in de verhelderende stijl zoals U deze van een respectabel begunstiger mag verwachten.
Niet dus!
In plaats daarvan neem ik U heden mee naar het jaar des Heeren 2015, alwaar we onszelf aantreffen op het Tibetaanse plateau, op een hoogte van maar liefst 5200 meter boven NAP, nader bepaald bij het basiskamp van de meest ontzagwekkende bergreus ter wereld, jazeker, de Mount Everest. Onder de deskundige begeleiding van een team lokale sherpa’s, gerekruteerd door de Britse reisorganisatie Red Spokes (https://www.redspokes.co.uk/cycling-holidays/itinerary.php?c=23&t=4), waren bovengenoemd bevriend zakenpartner en ik samen met zes Britse fietsfanaten over de Friendship Highway van de Tibetaanse hoofdstad Lhasa naar dit letterlijke hoogtepunt van de reis gefietst, in het vooruitzicht de grens over te steken en af te dalen naar de Kathmandu-vallei in buurland Nepal. Doch daar gaat het nu niet om! Ik wil u deelgenoot maken van een ‘prank’ die een van de Engelse reisgenoten aan de voet van de Mount Everest met mij had uitgehaald.
U moet daarbij niet vergeten dat het fenomeen ‘camping’ op de Tibetaanse hoogvlakte niet bestaat zoals wij dat kennen: we sloegen onze kampementen op in weilanden langs de weg en waren bijgevolg verstoken van sanitaire voorzieningen. U kunt zich voorstellen hoe verheugd ik was daar aan de voet van de Mount Everest een heus ‘wc-gebouw’ te ontwaren, daar ongetwijfeld opgetrokken ten dienste van de talloze miljonairs die het in hun ijdele en bolle hoofd halen om de som van 25.000 dollar af te staan aan de Chinese autoriteiten om zichzelf daarmee het recht te verschaffen als een heuse alpinist de tocht naar de top te wagen en halverwege die beklimming een even eenzame als roemloze dood te sterven. Ja, die berg ligt bezaaid met miljonairs-lichamen, denk daar maar eens aan, als u zich op Google Images zit te vergapen aan smaakvolle beeldopnamen van de Himalaya. Maar goed, ik dwaal weer af, ongetwijfeld als gevolg van de Omers van gisterenavond en de deining die de door de heer B.P.E. Mennen aan mij opgelegde deadline veroorzaakt in mijn doorgaans zo evenwichtige gemoed.
Dus ik loop naar dat WC-gebouw en zie de Engelse reisgenoot mij tegemoet lopen: hij had z’n gevoeg klaarblijkelijk reeds gedaan. “The toilet is at the back”, gaf hij mij met een sardonische grijns te kennen. Ik waardeer het altijd ten zeerste als brave burgers elkander het leven vergemakkelijken middels het delen van dergelijke praktische adviezen, en hield er dan ook geen rekening mede dat ik hier het slachtoffer kon zijn van -zoals dat tegenwoordig heet- pure desinformatie. Want beste lezer, wat ik daar achter dat wc-gebouw aantrof, dat is werkelijk met geen pen te beschrijven. Welk een misselijkmakende smeerboel! Tegen het wc-gebouw aan was een soort betonnen bak gemetseld van pak ‘m beet tien vierkante meter, waarvan de bodem bedekt was met een minstens één duim dikke laag van fecaliën, urine, braaksel, excrementen, bloed, snot, maandverband, tissues, toiletpapier, enfin, noemt U maar op. Nu was ik in de loop van deze vakantie reeds behoorlijk op de proef gesteld, qua hygiënische inconveniënten, doch dit sloeg alles: moest ik in deze derrie op mijn hurken zitten om mij te ontlasten van de maaltijd van de vorige dag? Dat nooit! Ik besloot om het te laten bij een kleine boodschap, zodat ik op zijn minst in de bak kon blijven staan, met mijn neus op een wat veiliger afstand van de smeerboel waar ik intussen was ingestapt. Afijn, geen aanstellerij, broek naar beneden en gaan met die banaan!, zo vermande ik mezelf. En terwijl ik aldus mijn bescheiden bijdrage leverde aan deze reusachtige terrine gevuld met een degoutante wantan-soep, gebeurde het: een dikke, bruine smurrie viel uit een zich boven mij bevindend stortgat van het wc-huisje, en kletterde op minder dan een meter van mij vandaan in dezelfde soep.
Terstond besefte ik dat ik was beetgenomen! De wc’s waren wel degelijk in het huisje aangebracht, mijn Engelse reisgenoot had mij naar de afvoerput gestuurd!
Jee, wat een melig en onbeholpen verteld reisverhaal, nietwaar? Excuses hoor. Het is wel degelijke echt gebeurd, maar wat moet deze onsmakelijke anekdote in dit prestigieuze magazine? Nu ja, ik dacht: mocht u ooit toevallig in de buurt zijn van het bewuste wc-huisje, dan bent u alvast gewaarschuwd. U kunt natuurlijk ook het gevaar vóór zijn, door één van uw reisgenoten in de maling nemen!
Enfin, U ziet maar. Ik zit intussen wéér aan het bier, dus laat ik snel afronden, en morgen, in alle nuchterheid me eindelijk eens gaan zetten aan die doorwrochte analyse van het huidige tijdsgewricht, het zakenleven en de gesponsorde wielrennerij. Tot die tijd: lekker blijven fietsen allemaal, en alvast een gezegende jaarwisseling!